Hoe help je je kind bij het rekenen [+winactie]

rekenen met rekenbus

Zo in het midden van groep 2 bekijkt de leerkracht of je kindje (bijna) klaar is om naar groep 3 te gaan. Een van de voorwaarden om van groep 2 door te stromen naar groep 3 is dat je kindje klaar is om aan de slag te gaan met lezen en rekenen. M.a.w. voldoet je kindje aan de lees- en rekenvoorwaarden? Als in het midden van groep 2 blijkt dat je kindje nog erg achterloopt met deze voorwaarden dan kan het verstandig zijn om nog een jaartje extra te kleuteren om ervoor te zorgen dat je kindje wél aan deze voorwaarden voldoet voordat hij of zij naar groep 3 gaat. Uit onderzoek blijkt namelijk dat er een verband is tussen zwakke voorbereidende rekenvaardigheid en zwakke rekenvaardigheid vanaf groep 3.

In dit artikel geef ik tips hoe je je kindje kunt helpen met voorbereidende rekenvaardigheden. Je kunt het beste eerst het filmpje bekijken waarin ik laat zien hoe ik met mijn zoontje aan het werk ben met de rekenbus. Daarin zie je al veel terugkomen van de rekenvoorwaarden waar ik verder in het artikel over vertel. Maar eerst vertel ik hoe je thuis met de rekenbus (te bestellen bij Heutink voor Thuis) zelf aan de slag kunt met je kindje.

Rekenvoorwaarden

“Mijn kind kon toen hij 2 was al tot 10 tellen.” Een uitspraak van een trotse moeder. Maar eigenlijk klopt het niet. Als een kind op zeer jonge leeftijd de getallen van 1 t/m 10 in de juiste volgorde kan opzeggen kan het nog niet tellen. Niet dat de ouders niet trots moeten zijn hoor, hun kind kan namelijk heel goed onthouden. Met het opzeggen van een getallenreeks in de juiste volgorde laat hij namelijk zien dat hij een “versje” op kan zeggen. Het heeft niets met tellen te maken. Het kind begrijpt nog niet wat die mooie woorden één, twee, drie eigenlijk betekenen.

Tellen is wél een van de eerste ervaringen die een kind heeft met getallen. Het begint bijna altijd met het opzeggen van de getallenrij zonder dat ze een verband leggen tussen de individuele getallen. Dit besef komt gaandeweg en is een van de rekenvoorwaarden. Rekenvoorwaarden zijn de basisprincipes die een kind moet beheersen voordat hij écht met rekenen aan de slag kan gaan.

Er zijn in totaal 9 voorbereidende rekenvaardigheden, dit noemen we ook wel getalbegrip. Als een kind al deze vaardigheden beheerst dan kun je met een gerust hart stellen dat dit kind klaar is voor het echte rekenwerk in groep 3.

rekenbus heutink voor thuis

Je kind helpen met voorbereidend rekenen met de rekenbus

In het filmpje heb je kunnen zien hoe ik met mijn zoontje bezig ben met de rekenbus. Dit is een ideaal middel om alle vaardigheden te oefenen. Op veel scholen wordt gebruik gemaakt van bussommen. Zelfs in groep 1 zijn ze hier mee bezig. Dat kan door bijvoorbeeld spelletjes te spelen met de kinderen waarbij ze een denkbeeldige bus in de kring hebben waar kinderen om de beurt in en uit mogen stappen. Maar dat kan ook met de rekenbus zoals ik die in het filmpje gebruik. Meestal hebben ze op scholen een grote versie van deze rekenbus zodat ze er met meer kinderen tegelijk in de kring mee kunnen werken.

Rekenbus Heutink voor Thuis

Laat je kindje spelen met het materiaal

Ik heb mijn zoontje eerst gewoon lekker laten spelen met de bus. Poppetjes erin, poppetjes eruit, lekker rondrijden. Daarna ben ik samen met hem gaan spelen waarbij ik steeds meer ga tellen. Ik laat hem groepjes maken in de bus van rode en witte mensen en ik vraag hem, hoeveel mensen er nu in de bus zitten. Hoeveel rode mensen zitten er in de bus en hoeveel witte mensen? Hoeveel mensen zitten voorin in de bus en hoeveel achterin? Waar zitten meer mensen? Voorin of achterin? (Rekenvoorwaarde 1: Vergelijken en Rekenvoorwaarde 2: Hoeveelheden koppelen).

Daarna ga ik met de bus rijden. Er zitten nog geen mensen in de bus. De bus stopt bij de bushalte, mijn zoontje mag de dobbelsteen gooien zodat hij kan zien hoeveel mensen er in de bus mogen gaan stappen. Hij moet nu een verband leggen tussen de ogen op de dobbelsteen met het aantal mensen dat in de bus moet stappen. (Rekenvoorwaarde 3: Eén-één correspondentie).

Ik ben eigenlijk de hele tijd bezig met tellen, ik vraag hem regelmatig hardop te tellen hoeveel mensen er nú in de bus zitten. (Rekenvoorwaarde 5: telwoorden gebruiken). Daarbij laat ik hem zijn vinger gebruiken om de poppetjes aan te raken tijdens het tellen en soms vraag ik hem of hij ook direct kan zien hoeveel poppetjes er in de bus zitten zonder te tellen (Rekenvoorwaarde 6: synchroon tellen en verkort tellen). 

Tenslotte speel ik het spelletje met de bushalte met hem. Ik laat eerst tellen hoeveel mensen er in de bus zitten. Daarna laat ik de bus rijden en deze verdwijnt achter de bushalte. Daar laat ik zien dat er 2 poppetje uit de bus gaan. Deze poppetjes zet ik op de bushalte. Mijn zoontje ziet nu dus niet hoeveel poppetjes er nog in de bus zitten want de bus staat achter de bushalte. Ik vraag hem of hij nu toch kan tellen hoeveel poppetjes er nog in de bus zitten. (Rekenvoorwaarde 7: resultatief tellen). 

Zo zijn er heel veel spelletjes met de rekenbus te bedenken die je met je kind kunt spelen. In groep 3 gaat de juf ook met de rekenbus aan de slag, want daar gaan ze écht bussommen maken. Op Heutink voor Thuis kun je nog veel meer lezen over je kind helpen met rekenen en voorbereidend rekenen.

De 9 rekenvoorwaarden

1. Vergelijken

Een kind moet kunnen vergelijken, en dan specifiek vergelijken met rekenbegrippen. Denk aan begrippen als

  • Groter/kleiner
  • Hoger/lager
  • Meer/minder
  • Ver weg/dicht bij
  • Boven/onder
  • Veel/Weinig
  • Leeg/leger/leegst
  • Hoog/laag

Bijvoorbeeld: “Deze treinbaan is langer dan die treinbaan.” of “Deze beker limonade is voller dan die beker limonade”.

2. Hoeveelheden koppelen

Het kind kan bepaalde hoeveelheden aan elkaar koppelen of groeperen. Als een kind deze voorwaarde beheerst dan kan hij o.a. aangeven welke groep groter is. Bijvoorbeeld: er liggen twee stapeltjes blokken op tafel. Een kleinere stapel met rode blokken en een grotere stapel met witte blokken. Het kind ziet dat de witte stapel hoger is en weet dus dat er meer witte blokken dan rode blokken zijn.

3. Eén-één correspondentie.

De één-één correspondentie voorwaarde gaat om het vergelijken van hoeveelheden door het toepassen van de één-éénrelatie. Kinderen die dit beheersen kunnen een verband leggen tussen verschillende gegevens. Het kind weet bijvoorbeeld dat bij twee rijen van verschillende voorwerpen -een rij met eieren en een rij met kippen- er wel of niet evenveel kippen als eieren zijn. Een kind die de één-één correspondentie voorwaarde onder de knie heeft, snapt ook dat 6 poppetjes in de rekenbus evenveel is als de 6 stippen op de dobbelsteen.

4. Ordenen

Bij ordenen gaat het erom dat een kind voorwerpen in de juiste volgorde kan leggen (van groot naar klein, van dik naar dun). Een kind kan ook logische verbanden leggen. Zo zal een kind die aan de voorwaarde “ordenen” voldoet begrijpen dat een groot poppetje alleen past in de grote auto en een klein poppetje in een kleine auto.

5. Telwoorden gebruiken.

Zoals ik mijn intro al begon, een kind dat de telrij van 1 tot en met 10 op kan zeggen kan nog niet tellen, we noemen dat akoestisch tellen. Maar alleen met akoestisch tellen ben je er nog niet. Je kind moet besef hebben van de plaats van een getal in de getallenrij. Bij het beheersen van de voorwaarde “telwoorden” kan een kind ook hoeveelheden koppelen aan getallen. Als je tegen je kindje zegt, “je mag 3 snoepjes pakken” en hij pakt er ook daadwerkelijk 3, dan heeft hij dit onder de knie. Een kind dat niet meer akoestisch telt kan bijvoorbeeld ook van 5 terug naar 1 tellen.

6. Synchroon en verkort tellen.

Als je kind kan synchroon tellen en verkort tellen dan is hij in staat om met gebruik van materialen (bijvoorbeeld de poppetjes uit de rekenbus ) te tellen hoeveel het er zijn. Dit doet je kind door bijvoorbeeld met zijn vinger ieder poppetje aan te tikken en daarbij het getal te noemen. Een kind is dan ook in staat om de dobbelsteenstructuren direct te herkennen. Zo hoeft een kind niet meer alle stippen op de dobbelsteen te tellen om te zien dat er 3 of 5 stippen op staan. Hij ziet dat direct aan de structuur. Of in de rekenbus kan hij zien dat als een rijtje van de bus helemaal vol zit er dus 5 rode poppetjes in de bus zitten.

7. Resultatief tellen.

Resultatief tellen betekent dat je kind hoeveelheden kan tellen door synchroon te tellen, maar ook bedekte hoeveelheden kan tellen. Als je kindje deze voorwaarde beheerst dan kan hij tellen zonder dat hij de stukken echt met de vinger hoeft aan te raken of één voor één moet tellen. Ook kan hij herleiden hoeveel stukken er afgedekt liggen. Dus je laat 5 mensen in de bus stappen, de bus gaat rijden en achter de halte stapt 1 persoon uit. Zonder te kijken weet je kindje dat er nu nog maar 4 mensen in de bus zitten.

8. Toepassen van kennis van getallen.

Je kindje kan nu zijn kennis van getallen in dagelijkse situaties toepassen. Als je kindje aan deze voorwaarde voldoet kan hij bijvoorbeeld de tafel dekken voor 5 personen. Hij weet dat hij 5 borden, 5 vorken en 5 messen moet pakken. Je kind weet ook dat als oma ook mee eet hij dan één bordje extra moet pakken.

9. Schatten

Bij schatten wordt er gebruik gemaakt van het rekengevoel van je kindje. Als je kindje kan schatten dan kan hij aangeven waar “ongeveer” het getal 6 op een getallenlijn van 20 zou moeten staan.

Uit onderzoek is gebleken dat als een kind niet voldoende beheersing heeft van deze 9 voorwaarden hij waarschijnlijk ook moeite heeft met rekenvaardigheid in groep 3. Als je merkt dat je kind in de loop van groep 3 nog veel moeite heeft met een van deze voorwaarden dan is het handig dit met de leerkracht te bespreken. Als het goed is, is hij of zij hier in de klas al mee bezig, maar wat extra hulp thuis kan nooit kwaad. De juf of meester kan je tips geven hoe je thuis met je kind kunt oefenen.

Winactie

Wil je deze rekenbus winnen? Dat kan! Hier lees je meer over deze winactie!

Visited 62 times, 1 visit(s) today