Digitale Dementie – Manfred Spitzer
Soms blijkt een zegen vloeken in zich te dragen. En soms draagt een vloek zegeningen in zich. Het eerste is de conclusie van de Duitse geheugenonderzoeker Manfred Spitzer (1958) ten aanzien van internet, computerspelletjes, computers op school en dergelijke.
Spitzers boek Digitale dementie maakt veel los – volgens mij geheel terecht.
Kern van Spitzers verhaal
De kern van Spitzers verhaal is dat ons geheugen alleen op volle kracht komt en blijft, als we het actief zijn werk laten doen. Daarbij vergelijkt hij onze hersenen met spieren die ook alleen groeien en sterk blijven wanneer ze gebruikt worden, maar achteruitgaan en verschrompelen als ze niet worden gebruikt.
In Zuid-Korea, het land met de meeste digitale media in het onderwijs, zien we dan ook dat in 2010 12% van alle scholieren verslaafd is aan internet: aan de spelletjes die daarop gedaan kunnen worden, aan de bronnen die geraadpleegd moeten worden bij het maken van een werkstuk of het voorbereiden van een spreekbeurt. En Londense taxichauffeurs die geheel op hun tomtom varen, zijn volstrekt verdwaald als ze dat apparaat even niet kunnen gebruiken (bijvoorbeeld omdat een weg onlangs is verlegd).
De reden van deze achteruitgang bij oneigenlijk gebruik van digitale media is dat onze denkvermogens niet in hersencellen zitten maar in de verbindingen tussen de hersencellen, in de zogeheten synapsen om precies te zijn. Op grond van de ervaringen die we opdoen, worden synapsen sterker en groeien er ook nieuwe uitlopers aan de hersencellen waardoor er vroeg of laat weer nieuwe verbindingen kunnen ontstaan. Spitzer noemt dit veranderen van ons brein op grond van het gebruik ervan neuroplasticiteit en ziet er de kern in van wat we leren noemen.
In dit verband legt Spitzer ook de nadruk op het belang van bewegen. Terecht lijkt me. We nemen twee mensen die 1 kilometer gaan hardlopen. De eerste doet het op een band in zijn sportcentrum. De andere rent eerst langs een kanaal en loopt dan via een bos terug.
Die eerste renner heeft slechts zijn benen gebruikt en kon zijn hersens bij wijze van spreken op nul zetten. Onze tweede renner daarentegen moest de hele tijd grotere en kleinere problemen oplossen: afstand houden tot het kanaal, zorgen dat hij niet tegen een boom of paal langs de weg opbotste, tegenliggers ontlopen, bochten nemen, en zo meer. Weliswaar gaat het meeste hiervan bij een volwassene vrijwel automatisch, maar de hersenen blijven dan wel gebruikt worden. Van domweg lopen met de benen en de hersenen in waak- of zelfs slaapstand zetten kan geen sprake zijn. Wie dat zou proberen zou binnen de kortste keren in het kanaal belanden of tegen een boom aanknallen!
Voorspellingen die niet uit kwamen
Een van de vele aardige kanten die Digitale Dementie voor mij heeft, is dat er ook een historische schets in staat. We maken nu mee dat velen verkondigen dat het onderwijs totaal anders kan en moet worden nu de digitale media er zijn. Zie bijvoorbeeld de Steve Jobsscholen waar de kinderen alles met i-pads zouden gaan doen. Deze scholen zijn het geesteskind van Maurice de Hond en hij noemt de koepel van zijn scholen Onderwijs voor een nieuwe tijd – op zijn Engels afgekort als O4NT (O for NT). Die Engelse afkorting laat al een beetje zien wat Spitzer bedoelt. De denkluiheid om geen fraaie Nederlandse term te vinden, is nou precies waar het om gaat – terwijl zelf nadenken enige tijd en moeite kost, is het imiteren – in dit geval van iets Engels – hét kenmerk van niet-zelf-denken.
In het verkondigen van een nieuw schoolstelsel is Thomas Edison Maurice de Hond al in 1913 voor gegaan. Edison is de uitvinder van de gloeilamp, de platenspeler en de bioscoop. Over het belang van films voor het onderwijs schreef hij: ‘Binnenkort zullen op school geen boeken meer worden gebruikt… alles wat we weten moeten, kunnen we met behulp van film leren. Ons schoolstelsel zal er binnen tien jaar volledig anders uitzien’.
Dat Edison ongelijk heeft gekregen, blijkt alleen al uit het feit dat rond 1960 dezelfde voorspellingen zijn gedaan, die niet zijn uitgekomen, maar dan in verband met de televisie. Sommigen verwachtten heel veel van schooltelevisie, maar in de praktijk is daar maar heel marginaal wat van bewaarheid.
En nu zitten we dus in de golf loze voorspellingen op grond van digitale media. In feite hebben we de eerste tegenvaller hierbij al meegemaakt: e-leren (‘e-learning’) is de afgelopen jaren al opgekomen en weer verdwenen. Spitzer noemt ook de talenlaboratoria die in de jaren zeventig zijn opgekomen en gefaald zouden hebben. Ik kan dat laatste niet beoordelen. Zelf heb ik in elk geval een aardige basis in het Spaans opgedaan in een talenlaboratorium toen ik in 1972 enkele maanden door Mexico wilde liften.
Maar over het geheel genomen lijkt het me dat Spitzer gelijk heeft: op nieuwe media worden veel te rooskleurige toekomstverwachtingen gebaseerd. Dát de werkelijkheid van het onderwijs zich niet naar de nieuwste technieken laat plooien komt doordat het proces waarlangs wij mensen – kinderen en volwassenen – kennis verwerven bij al die nieuwe technieken hetzelfde is gebleven. En kennisverwerving is nu eenmaal een actief proces waarin we actief naar betekenis, samenhang en verbanden op zoek moeten gaan, en geen opslaan van voorgekookte informatie en gegevens.
Alle kleuters een laptop?
Is op denkluiheid gestoeld en dus overbodig gebruik van internet en andere digitale middelen al af te raden voor volwassenen, middelbare scholieren en schoolkinderen, dat is al helemaal het geval bij kleuters. Spitzer noemt zijn zevende hoofdstuk zelfs ‘Laptops op de kleuterschool?’. Het zal wel geen lezer van dat boek of van deze bespreking verbazen dat zijn antwoord op die vraag een ondubbelzinnig nee zal zijn.
Als al ergens volop nieuwe verbindingen in de hersenen gemaakt moeten worden, dan is het wel bij voorschoolse kinderen, dus ook bij kleuters. (Dat in het Nederlandse onderwijsstelsel kleuters sinds 1985 op de basisschool zitten, verandert niets aan het feit dat kleuters ook in 2013 nog steeds geen schoolkinderen zijn (geworden)). De kleuter is hét kind bij uitstek dat in zijn vrije spel vrijwel aan de lopende ontdekkingen doet. Ontdekkingen over zijn lichaam, ontdekkingen over allerlei natuurkundige verschijnselen uit het leven van alledag, ontdekking over dieren en planten, ontdekkingen over gedragingen van andere kinderen en van grote mensen. Te veel om op te noemen! Het ‘waarom?’ is dan ook niet van de lucht bij kleuters. Maar ook zelf gaan ze op onderzoek. Hun onderzoek is spel én ernst, precies zoals hun spel óók ernstig onderzoek is.
In de kleuterhoofdjes is het dan ook een bouwen en veranderen – van nieuwe uitlopers van hersencellen, van nieuwe synapsen tussen hersencellen. Dáár legt het kind de basis van zijn verdere schoolloopbaan en dus ook van zijn leven – in relaties met andere mensen en in zijn verhouding tot de objectieve wereld. Het zou dus dood- en doodzonde zijn als kleuterhersentjes in een bijna-nulstand gezet zouden worden door kleuters computers te geven!
Verarming
Aangezien onze hersenen zich het meest ontwikkelen bij bewegingen (omdat we dan plannen moeten maken, met onze zintuigen moeten controleren of onze bewegingen kloppen en hun doel treffen; zie ook de hardloper in de buitenwereld), is het tikken op toetsen van een computer een ongelooflijke verarming ten opzichte van het uitvoeren van de handeling zelf. Spitzer pleit dan ook even hartstochtelijk tegen een ‘laptopkleuterklas’ als vóór vingerspelletjes in de trans van ‘Naar bed, naar bed, zei Duimelot’.
Onlangs was er op een LinkedIn waar ik in meedraai, een discussie over het schrijfonderwijs op de basisschool. Diverse deelnemers aan de discussie wilden dat afschaffen. Hun voornaamste argument was dat binnenkort niemand meer met potlood of pen zou schrijven maar als op een toetsenbord. Om te beginnen geloof ik daar niets van: er zullen altijd situaties zijn dat je even iets met de hand moet noteren – de gever van een fles wijn op het etiket noteren; een berichtje achterlaten voor een vriend(in) bij wie je wilde aanwippen maar die niet thuis was; enzovoort.
Vervolgens zou dat tikken in plaats van schrijven een ongelooflijke verarming zijn van het onderwijs en van de ontwikkelingskansen van kinderen. Ga maar na: op een toetsbord tik je alleen op toetsen; de letters zijn voorgevormd; de paginaindeling en regelverdeling worden voor jou door je tekstverwerkingsprogramma verzorgd; enzovoort. Wie zelf schrijft, moet echter die letters zelf vormen, wat nog een hele klus is voor een kind dat net schrijfrijp is; hij moet zelf een pagina indelen (wat je anders doet als je een lange brief wilt schrijven of slechts het woord NAT wilt opschrijven als je een hek net hebt geverfd); hij moet zelf zijn regelindeling kiezen en consequent volhouden; enzovoort. Schrijven doet een ongelooflijk groot beroep op onze fijne motoriek maar ook op onze ruimtelijke vermogens in verband met die indelingen. Daar leert kinderen die leren schrijven, dus ontzettend veel van en dat mogen we hen eenvoudigweg niet onthouden.
Wie pleit vóór afschaffing van schrijfonderwijs, roept volgens mij op tot diefstal, tot diefstal van één van de rijkste ontwikkelingsmogelijkheden die er zijn: leren schrijven.
Wat die verarming betreft, doe zelf maar eens een legpuzzel op internet, bijvoorbeeld op teije.nl. De puzzelstukjes liggen allemaal met de bovenkant boven; ze liggen in de positie waarin ze in de puzzel passen; als een passende opening en uitsteeksel bij elkaar in de buurt komen, worden de stukjes automatisch in elkaar geschoven (in plaats van dat je daar je fijne motoriek moet gebruiken om ze daadwerkelijk in elkaar te verankeren – dreumesen en peuters hebben daar zelfs zoveel moeite mee dat ze het om die reden vaak opgeven, ook als de stukken bij elkaar horen!); enzovoort, enzovoort. Dit is een sterk verarmd legpuzzelen ten opzichte van het maken van legpuzzels met fysieke stukjes.
Onderzoeksresultaten
Digitale dementie staat vol onderzoeksresultaten – Spitzer zuigt zijn beweringen niet uit zijn duim. Het is ondoenlijk ze hier zelfs maar bij benadering op te sommen, laat staan op een enigszins begrijpelijke wijze te beschrijven. Ik beperk me daarom tot het aanstippen van drie resultaten die op mij een sterke indruk hebben gemaakt.
- Digitale media zijn op zich slecht voor de neurologische en psychologische ontwikkeling maar ze houden het kind ook af van zijn huiswerk omdat het tussendoor ‘eventjes’ een computerspelletje doet.
- Sociale contacten zouden door de zogenaamde sociale media groter en sterker worden, maar oppervlakkigheid is troef en men verwaarloost zijn contacten met kinderen in de buurt, met wie men daadwerkelijk in plaats van virtueel contact zou kunnen hebben.
- Mensen die meerdere dingen tegelijk willen doen (beoefenaars van ‘multitasking’) menen dat hun werkrendement hoger zou worden en hun prestaties zouden verbeteren omdat ze meerdere dingen tegelijk doen, maar de werkelijkheid is dat ze langzamer en slechter leren en de taken afzonderlijk juist slechter maken.
Ik hoop van harte dat Spitzers boek en zienswijze niet alleen in Duitsland maar ook in Nederland een blijvende invloed op het onderwijsstelsel zal uitoefenen!
Digitale Dementie – Hoe wij ons verstand kapotmaken, Manfred Spitzer. Amsterdam, Atlas Contact, 2013. ISBN 978-90-450-2433-2.