Ouders niet betrekken bij leerprocessen

Betere leerprestaties, door ouders buiten het leerproces te houden  

Volgens de hoofdredactie van Trouw is het een goede zaak dat minister van onderwijs, Marja van Bijsterveldt, het belang van een vruchtbare verhouding tussen ouders en school benadrukt, ter verbetering van de schoolprestaties en ter voorkoming van schooluitval (Trouw, 1 december). Ik beperk me in mijn reactie tot de onderbouw van het basisonderwijs omdat ik als ontwikkelingspsycholoog 0-8 jaar als specialisme heb.

De mentaliteitsverandering die de minister nastreeft, is helemaal in de roos voorzover het onderwijsvoorwaarden betreft als ontbijt geven aan schoolgaande kinderen, respect bijbrengen voor de leerkrachten en voldoende nachtrust bieden.  

Verbeteren van leerprestaties

De minister wil echter meer en ook iets heel anders. In haar brief van 29 november aan het parlement wil ze dat ouders de leerprestaties van hun kinderen helpen verbeteren: ‘thuis op jonge leeftijd lezen met hun kinderen’, ‘ontwikkelactiviteiten doen’, ‘betrekken van ouders bij taal- en rekenprestaties’ en ‘zich in te zetten voor het leerproces van hun kinderen’.

Daarmee is Van Bijsterveldt te weinig de christen-democratische minister die dat onderricht delegeert aan opgeleide leerkrachten en teveel de spreekbuis van onderwijspedagogen die het onderwijs op een heilloos pad hebben gebracht: het pad van het verdwijnende of zelfs verdwenen kind. Zo meent de Onderwijsraad in Naar een nieuwe kleuterperiode in de basisschool (mei 2010): ‘De bevindingen van de moderne ontwikkelingspsychologie wijzen veel meer in de richting van een (cognitieve) ontwikkeling die geleidelijk verloopt en gebaseerd is op gestage uitbreiding van kennis en vaardigheden’ (p.44; cursiveringen van Ewald Vervaet).

Dat geleidelijke en gestage strookt niet met de ontwikkelingspsychologische werkelijkheid van het kind maar er vloeit wel uit voort dat men kleuters zou kunnen laten leren lezen. Van Bijsterveldts oproep om ouders mee te laten doen aan ‘thuis op jonge leeftijd lezen met hun kinderen’ is het voorlopige hoogtepunt (wat mij betreft dieptepunt) in een gang van zaken die in september 2006 begint. Dan verspreidt de onderwijsinspectie op alle basisscholen de brochure Iedereen kan leren lezen: de kinderen van de groepen 1 en 2 zouden letters moeten leren, waarbij ‘de manier waarop het leesonderwijs wordt gegeven’ cruciaal zou zijn. Het zou niet op het leervermogen van het kind aankomen maar op het doceervermogen van de leerkrachten. De kleuterleerkrachten protesteren. Dat ze dat terecht doen, is te lezen op p.200-217 van mijn boek Naar school; psychologie van 3 tot 8.

Mislukt leesproject: de schuldvraag

De onderwijspedagogen negeren de kleuterleerkrachten en houden vol: kleuters moeten letters leren. Het failliet daarvan is overduidelijk gebleken in het Leesverbeterplan Enschede van onderwijspedagoog Kees Vernooy. Daarin doen de groepen 1 en 2 elke dag 3-4 kwartier letterkennis. In gemiddeld 350 uur maken de kinderen zich 16 letters eigen (bijna 22 uur per letter!), maar kunnen ze niet lezen. Dit magere resultaat ligt volgens Vernooy niet aan de ondeugdelijkheid van zijn project maar aan ‘de slechte kwaliteit van het leesonderwijs’ (Trouw, 8 juni 2007).

Veel kleuterleerkrachten laten zich bijscholen, onder meer bij Vernooy. De leesresultaten blijven echter tegenvallen. Hij moet dus wel een andere verklaring zoeken voor het failliet van zijn project en vindt die bij de schoolleiding: ‘Het is de leiding die uitmaakt of een school goed functioneert of niet’ en ‘Een slechte school is niet een verzameling slechte leerkrachten, maar een probleem van de leiding’ (de Volkskrant, 29 mei 2008).

In 2011 kennen kleuters nog steeds niet veel meer dan 16 letters en is het aantal uren voor die 16 letters niet drastisch gedaald. En vooral: kleuters kunnen nog steeds niet lezen! Als verklaring oppert Vernooy nu dat ouders te weinig aan lezen en lees- en letterspelletjes doen. Dat zouden ze elke dag moeten gebeuren. Bij een kwartier per werkdag komt dat neer op 100 uur, bij de 350 uur in de klas.

Wat de minister met het onderwijskundige deel van haar oproep feitelijk doet, is Vernooy’s nieuwste gedachte tot iets landelijks maken. Maar als ontwikkelingspsycholoog kan ik nu al voorspellen dat ook dat niets gaat uithalen: kleuters zijn nu eenmaal neurologisch en psychologisch niet toe aan letterkennis en aan lezen. Pas het jonge schoolkind (gemiddeld vanaf 6,5 jaar) is leesrijp. Dat is al eeuwen zo en daar verandert onderwijspedagogisch wensdenken niets aan.

Zelfontdekkend leren lezen

In gemiddeld 40 uur leert het jonge schoolkind alle letters en kan het in de loop van dat proces lezen. Anders dan onderwijspedagogen beweren, is de invloed van de leerkracht daarbij niet cruciaal. Als een jong schoolkind de letters ‘a’, ‘e’, ‘k’, ‘l’, ‘s’ en ‘t’ al kent, ontdekt het in de afbeelding zelf dat ‘m’ klinkt als twee keer in ‘mama’.

Zelfontdekkend onderwijs kost kinderen en leerkrachten de minste moeite en levert het grootste rendement op en kost de staatskas veel minder dan het Twentse leesproject: 350 uur voor 16 letters is weggegooid geld.

Minister, verbeter de leerprestaties door leerkrachten weer in staat te stellen bij de psychologische ontwikkeling van het kind aan te sluiten en door ouders niet te betrekken bij leerprocessen waar ze geen verstand van kunnen en moeten hebben.

Dr. Ewald Vervaet, natuurkundige en ontwikkelingspsycholoog, heeft de psychologische ontwikkeling gevolgd – van 28 kinderen tot 3 jaar en van 20 kinderen tussen 3 en 8 jaar. Ook is hij ontwikkelingspsychologisch medewerker bij moeders.nu voor de leeftijdgroep 0-4 jaar en bij kinderinfo.nl voor de leeftijdgroep 3-6,5 jaar.

Visited 5 times, 1 visit(s) today